Ik kom vanuit de Kempen in Vlaanderen weleens in de Loonse en Drunense Duinen die mij erg inspireren. Ik vind het een machtige plek. Machtig in zijn verschillende betekenissen. Machtig als ‘groots’ omwille van de uitgestrekte zandvlaktes en de duinen daarin. Maar ook machtig, nog steeds als ‘groots’, omwille van de luchten erboven, die ons, mensen, laten voelen hoe klein we zijn en broos te midden van die ‘machtigheid’. Maar ook ‘machtig’ als in ‘machtig mooi’, prachtig dus.
En die schoonheid komt deels paradoxaal genoeg door de dode bomen in dat geheel. Ze mogen er blijven staan, blijven liggen, blijven hangen. Als stille getuigen van de vergankelijkheid van alles en hoe schoon dat op zich kan zijn. Het worden in hun vergankelijkheid beelden, monumenten van de tijdelijkheid, alsook steeds veranderende odes aan die vergankelijkheid en hoe we die vergankelijkheid moeten aanvaarden (laten doen) en tegelijk ook mooi kunnen vinden. De Loonse en Drunense Duinen dus, machtig dus.