Maarten Liebregts is vertaler en docent én de man achter de mooie website Japanse Les Utrecht. In dit uitgebreide interview vertelt hij over zijn achtergrond, zijn liefde voor Japan en de (on)vertaalbaarheid van het Japans. Veel leesplezier! 🙂
Japanse Les
Ik ben Maarten Liebregts en in het dagelijks leven geef ik taallessen Japans. Dat doe ik nu elf jaar. Ik heb Japans gekozen puur voor de taal.
Eind van de middelbare school zei een vriendinnetje tegen me dat ik eens naar Japans moest kijken, omdat dat zo’n mooie taal zou zijn. Ik vond Chinees toen al heel boeiend, omdat het zo anders is dan Nederlands. En Japans vond ik misschien nog wel mooier, met die drie alfabetten door elkaar.
Op een gegeven moment was ik toen in Amsterdam, in een cd-winkel en daar was een Japanse CD. Die ging ik luisteren en toen vond ik de klanken van het Japans ook nog eens supermooi! Dus ja, en de klanken, en het schrift… en het leek me echt moeilijk en die uitdaging leek me mooi om aan te gaan.
Bovendien was ik steeds meer geïnteresseerd geraakt in de mensen die die taal spraken en benieuwd naar hoe die mensen denken. Ik leerde steeds meer over de cultuur en de geschiedenis van Japan, maar het kwam voor mij dus puur vanuit de liefde voor de taal.
Na de middelbare in Leiden “Taal & Cultuur van Japan” gestudeerd – toen dat nog zo heette – en voor die studie ook een jaar in Nagasaki gezeten. Daarnaast heb ik ook stage gelopen bij de Nederlandse ambassade in Tokyo.
Vrij snel na mijn afstuderen ben ik begonnen met het opzetten van eigen cursussen en privélessen Japans, via mijn eigen website. Het is echt klein begonnen, eerst twee privéleerlingen en daarna twee kleine groepjes, en na een paar jaar ben ik al die cursussen over gaan zetten naar de Volksuniversiteit Utrecht – waar ze toen net een tweede docent zochten.
Maar eigenlijk is er toen voor mij niets veranderd, behalve dan dat ik mijn lessen gaf aan de Volksuniversiteit in plaats van dat ik zelf zaaltjes huurde. En dat doe ik nog steeds in de avonduren, met wat privélessen overdag. Ik vind dat echt superleuk, omdat je allerlei mensen ontmoet die echt onwijs enthousiast zijn, niet iemand die denkt “oh ik wil nog wel een taal leren, wat zal ik eens doen”, maar echt mensen die bewust Japans kiezen omdat ze juist dat heel graag willen leren.
Vertaalwerk
Het lesgeven is eigenlijk al een fulltime baan, maar daarnaast heb ik ook altijd vertaalwerk gedaan. Het is wat moeilijker om daarin te rollen, ik heb in het begin wel eens wat ondertiteling gemaakt voor televisie en handleidingen vertaald, bijvoorbeeld, maar dat bleven kleine opdrachtjes, meestal voor individuen.
Om mijn kennis en aanbod te verbreden heb ik twee jaar geleden een intensieve workshop gevolgd in Japans-Nederlands literair vertalen. Het leek me supercool om ook echt Japanse boeken te gaan vertalen en dat is gelukt, vorig jaar is hier een eerste opdracht uitgerold, dat ik een leuk boek mocht gaan vertalen: “Voordat de koffie koud wordt” (Kohi ga Samenai Uchi ni) van Toshikazu Kawaguchi.
Het was echt geweldig dat ik de kans kreeg om dat te doen, want er is een select groepje vertalers dat altijd als eerste gevraagd wordt, maar nu heeft de uitgeverij dat iets uitgebreid. En omdat het mijn eerste literaire vertaling zou worden kreeg ik een “mentoraat” vanuit het expertisecentrum literair vertalen, wat betekent dat ik een mentor toegewezen kreeg die mij vijftig uur begeleid heeft in het hele proces.
Niet alleen in het pure vertaalwerk, maar ook alles eromheen, zoals het inschatten hoe lang je er mee bezig zult zijn, of je een deadline zult halen en meer. Dat is heel goed gegaan en afgelopen zomer is het boek uitgekomen. De afwisseling tussen lesgeven en vertalen is me heel goed bevallen en het versterkt elkaar ook heel erg.
Voordat de koffie koud wordt (vertaling door Maarten Liebregts)
Het boek dat ik vertaald heb was oorspronkelijk een theaterstuk en er is ook een film van gemaakt. Het verhaal gaat over een cafeetje in een kelder, ergens in een steegje in Tokyo. En op een zitplek zit een vrouw, een soort geestverschijning, die daar de hele dag zit, maar eens per dag naar de wc gaat. Op het moment dat zij even opgestaan is, kan er een klant op haar plek gaan zitten en een kopje zorgvuldig gebrouwen koffie bestellen. En als je dan daar gaat zitten kun je terug in de tijd reizen.
Dus als je denkt: “Ik heb twee weken geleden iets meegemaakt en dat wil ik nog eens beleven”, dan kan dat. Maar er zijn heel veel regels aan verbonden en daar opent het boek dan ook mee. Zo kun je niet opstaan van je plek, je blijft altijd in het cafe en kunt ook alleen terug naar een moment in de tijd dat je in het cafe was. Je kunt ook niets veranderen in het verleden.
En je moet je koffie opgedronken hebben voordat deze koud is – vandaar de titel – en dan zul je weer terugkeren naar het heden.
In het boek volg je vier vrouwen die de tijdreis maken. Eentje wil bijvoorbeeld terug naar het gesprek van twee weken geleden, toen haar vriend hun relatie verbrak, om te zien wat er nou eigenlijk misgegaan is. Bij het lezen wordt het heel duidelijk dat het eigenlijk een theaterstuk was, dat zie je ook echt voor je, omdat alle scènes in datzelfde cafeetje plaatsvinden.
Het boek is erg succesvol en al in allerlei talen vertaald. Bij het werken aan mijn vertaling had ik de Engelse vertaling ernaast liggen. Het Japans was niet superingewikkeld, ik kon er vrij gemakkelijk doorheen lezen, maar het vertalen was soms wel een puzzel en dan was het interessant om te kijken hoe andere vertalers dingen opgelost hebben.
Omdat Japans zo ver van het Nederlands af staat kun je vaak veel erg verschillende keuzes maken en dan is het leuk om te zien dat de Engelse vertaler soms echt voor andere oplossingen koos.
Wat me ook opviel is dat in de vertalingen voor Amerika soms gecompliceerde zinnen weggelaten zijn, dat schijnt wel vaker te gebeuren, omdat ze daar een hoge tijdsdruk hebben en een lager tarief.
Uitdagingen
Bij het vertalen vanuit het Japans kom je soms voor keuzes te staan die je in veel andere talen niet tegenkomt, met name de dingen die ontbreken zoals de lidwoorden en het verschil enkelvoud en meervoud.
In het boek dat ik vertaalde wordt bijvoorbeeld het cafe uitvoerig beschreven, maar als er dan staat dat er een pilaar is en dat er een dwarsbalk over het plafond loopt, dan weet je dus niet om hoeveel pilaren en balken het gaat. In het Japans is dat ook niet per se belangrijk, maar voor het Nederlands moet je daar dan als vertaler wel een keuze in maken.
En als er eerst staat “er zit één persoon aan de bar” en later “persoon aan de bar”, dan moet je goed onthouden hebben dat het om slechts één persoon ging.
Het derde dat Japans vertalen bijzonder maakt zijn de tijden – je hebt natuurlijk de tegenwoordige en de verleden tijd in het Japans, maar in een literair werk lopen die vaak een beetje door elkaar. In het Nederlands kan dat niet, dan moet je daar ook een keuze in maken.
Het moeilijkste van het vertalen vond ik zelf de afweging van hoeveel van de Japanse tekst je eigenlijk los mag laten. Dat hangt ervan af of je de lezers naar de schrijver [“foreignization”] wilt brengen of de schrijver naar de lezers [“domestication”]. Mijn eerste ingeving was om zo dicht mogelijk bij het Japans te blijven, dan blijf je zo trouw mogelijk aan het origineel, maar daar wordt het wel minder leesbaar van. In de Engelse vertaling [“hertaling”] zag ik dat het taalgebruik ver van het origineel af stond, alsof de vertaler dacht “ik kijk ongeveer wat er bedoeld wordt en verwoord het dan op mijn eigen manier”. Dat is een keuze.
Zelf heb ik voor een middenweg gekozen, ik wilde de schrijver eer aan doen door in de buurt te blijven, maar ook dat de uiteindelijk tekst lekker zou lopen.
Mijn specialisatie ligt bij het hedendaags Japans, maar ik ben altijd breed geïnteresseerd geweest, ook in de ontwikkeling van de taal. Tijdens mijn opleiding heb ik ook wel oudere teksten vertaald, uit het klassiek Japans.
En op Okinawa heb je weer een heel andere taal. In principe spreken de mensen daar ook allemaal “standaard Japans” maar ik heb daar een keertje iets heel leuks meegemaakt… terwijl ik er ‘s avonds aan het fietsen was kreeg ik een lekke band. Ik had niet goed onthouden waar mijn guesthouse was en ook geen internet onderweg. Ik wist wel ongeveer waar ik moest zijn, maar niet precies, en een vriendin van me had me gezegd: “als je weer eens op Okinawa bent, moet je eigenlijk eens met oude mannetjes gaan praten”.
Dus zo kwamen de dingen bij elkaar, ik liep naar een groot huis, waarvoor drie bejaarde mannen op een bankje genoten van een locale drank, om de weg te vragen. En eentje kon standaard Japans, maar de andere twee spraken alleen het dialect van dat specifieke Okinawaanse eiland en die kon ik echt niet verstaan!
Onvertaalbaar?
Er zijn ook allerlei cultuurspecifieke woorden, die eigenlijk niet te vertalen zijn. En dan moet je kiezen wat je daarmee wilt. Ga je ze omschrijven, ga je voetnoten gebruiken, of ga je een verklarende woordenlijst toevoegen… ik probeer altijd te kijken met de blik van een lezer die helemaal niets van Japan afweet.
Woorden als “sushi” en “kimono”, die staan gewoon in de Van Dale, maar “tempura” nog niet. En wat doe je met een woord als “genkan”? Een genkan is de ingang van een huis in Japan, een plek waar je je schoenen uitdoet voordat je het huis binnenstapt, die iets verhoogd is ten opzichte van de genkan. Het is geen echte gang, maar meer een kleine doorgang, dus er is geen goede vertaling voor… ik geloof dat ik uiteindelijk voor “vestibule” heb gekozen.
Ook een leuke puzzel zijn de woordspelingen, daar zijn Japanners sowieso dol op, op grapjes over gekke misverstanden. Zulke taalgrapjes gebruiken ze vaak in series en comedy sketches, dat er bijvoorbeeld net een lettertje veranderd wordt waardoor een woord iets totaal anders betekent.
In het boek dat ik vertaalde was er bijvoorbeeld een grapje over “yuurei” 幽霊(geestverschijning) en “kourei” 高齢 (bejaard). In het Japans rijmen die twee woorden op elkaar, ze zijn qua klank erg verwant en dus is het voorstelbaar dat ze verward zouden kunnen worden. Dus moest ik ook in het Nederlands op zoek naar twee verwante woorden. Dat heb ik uiteindelijk opgelost met “geest” en “de geest geven” – alsof ze zo oud was dat ze bijna de geest zou geven!
Doordat het Japans zoveel homoniemen kent is het sowieso altijd heel belangrijk om naar de context te kijken, anders kun je nooit zeker weten wat iets betekent, zeker als je ze alleen hoort, zoals in een song text. Verder zijn er ook woorden voor gevoelskwesties, zoals tussenwerpsels, die soms even puzzelen zijn.
Bijvoorbeeld めんどくさい (mendokusai) wat betekent dat je iets gedoe vindt, lastig gedoe. 困る (komaru) is dan zoiets als “oh, wat moet ik nu?”/”ik zit in de problemen!” terwijl やっぱり (yappari), dat kan staan voor “zie je nou wel!” of “toch?!” of “inderdaad!” en betekent echt per situatie iets anders. Het zijn stuk voor stuk emoties die wij op een andere manier zouden uiten, maar waarvan we het achterliggende gevoel wel kunnen herkennen.
Andersom zijn zulke woorden er trouwens ook, zoals ons “missen”, dat kun je in het Japans niet zo uitdrukken. Meestal zeggen mensen “ik wil je zien” 会いたい (aitai). Je kunt ook dingen zeggen als “ik voel me eenzaam” of “ik zou willen dat je hier was”, maar dat zijn omschrijvingen, dat is geen directe vertaling.
Een leuke Japanse uitdrukking vind ik zelf ちょっと (chotto), dat betekent eigenlijk “een beetje” of “eventjes”, maar kun je ook lekker gebruiken om vaag te doen en vanalles mee te ontwijken, zoals wij dat ook kunnen – “wat ben je aan het lezen?” – “oh gewoon, iets” 「何読んでるの?」「うん、ちょっとね。」. Een andere favoriet is しょうがない (shouganai) wat zoiets betekent als “soit – niks aan te doen”… ¯\_(ツ)_/¯
P.S.
Als bonus, de lievelingskanji van Maarten Liebregts: 凸凹 – kun je raden wat deze Tetris-blokjes betekenen? Post je antwoord in onze Facebook groep! 😉
Dit interview met Maarten Liebregts is exclusief voor Japan Fans. Zodra we onze droom kunnen realiseren en een eigen Japans Cultureel Centrum openen in Utrecht, willen we Maarten natuurlijk ook uitnodigen om een lezing te komen geven.